” Aan de reactie van Bart Jan Spruyt te lezen (Opinie & Debat, 25 mei), is het interview met het Amsterdamse GroenLinks-raadslid Andrée van Es (het Vervolg, 21 mei) goed ontvangen in de wereld der realisten. Terecht, want Van Es lijkt verlichting te brengen in de doorgaans muffige en naïeve wereld van de linkse goedmens. (In een van mijn vorige columns sprak ik over ‘Gutmensch’, omdat ik nou eenmaal refereerde aan een Duitstalig artikel, maar ook daar bleek iemand een nazivergelijking aan te kunnen hangen.)
Ondanks de haast lyrische woorden van Bart Jan Spruyt – die zichzelf al samen met Van Es aan een bord dampende spruitjes met draadjesvlees ziet zitten – valt er nog veel aan te merken op de politiek van Van Es. Haar pleidooi voor meer fatsoen en respect bijvoorbeeld is deerniswekkend.
Niet fatsoen en respect op zichzelf zijn deerniswekkend. De aanname dat de mens zich na een drammerige campagne van een betuttelende overheid fatsoenlijk zal gedragen, is dat wel.
De mens is per definitie niet fatsoenlijk en respectvol. Een geciviliseerd mens kan hooguit veinzen dat te zijn. Linksom of rechtsom zal men zich uiteindelijk respectloos en onfatsoenlijk gedragen, bij voorkeur wanneer de toezichthouder het niet ziet. Ook de goedmens.
Juist mensen die zich op hun fatsoen en respect laten voorstaan doen soms onfatsoenlijke en respectloze dingen. Naar crackhoeren op de Theemsweg gaan, bijvoorbeeld. Of een kamermeisje aanranden.
Het voortdurende gehamer op fatsoen en respect, een speeltje van mensen die ook altijd bereid zijn de Godwin in te zetten, is als argument waardeloos.
Wat fatsoenlijk en respectvol is, is arbitrair. De maat wordt bepaald door degene die zichzelf tot de elite heeft benoemd, meestal iemand van boven de 55. Om vervolgens de echt onfatsoenlijke zaken uit ‘respect’ volkomen te negeren.
Bert Brussen
****
“ Met zijn ‘ontmaskering’ van fatsoen als arbitrair speeltje van een vijfen-vijftigplussers-establishment geeft Bert zich te kennen als leergierig kind van ultralinks in de jaren zestig, nu alleen conform de tijdgeest rechts ingevuld.
Met de radicale neomarxisten van toen deelt hij een cynisch mensbeeld: elke moraal is slechts geveinsd. Ook voor hen gold fatsoen als het wanproduct van betuttelende opvoeding, en die is dan ook door de Protestgeneratie in de jaren zeventig bij veel van haar eigen borelingen zekerheidshalve afgeschaft. Met menig hedendaags GeenStijl-adept als resultaat.
Mijn kritiek op het stuk van Spruyt richt zich niet op zijn pleidooi voor fatsoen als zodanig. Ook sociaal-democraten hechten aan moraal – alleen staat die niet los van macht. Waar de mens zowel tot het goede als tot het kwade geneigd kan zijn, komt het erop aan de samenleving zo in te richten dat het eerste meer ruimte krijgt dan het tweede.
Mijn bezwaren tegen Spruyts stuk zijn tweeledig. Enerzijds zijn claim dat het fatsoen bij rechts zou zitten, terwijl het ontfatsoen momenteel juist belichaamd wordt door een partij met wie hijzelf nog heeft geflirt. De PVV onderscheidt zich namelijk niet bepaald door de door Spruyt bepleite ‘wat vriendelijker omgang van burgers met elkaar’. Eerder door opponenten een mep te verkopen of te dreigen ze bij de enkels af te zagen.
En ten tweede beperken de neoconservatieven zich steevast tot de ‘kleine’ moraal: plichten jegens de naaste omgeving. De grote moraal, de plichten jegens de samenleving als geheel, worden zorgvuldig buiten beschouwing gelaten, omdat dat anders onvermijdelijk in kritiek op de bestaande bezitsverhoudingen zou resulteren.
Een man die met genitaal gegraai zijn gezin in het verderf stort, is voor hen duizendmaal verwerpelijker dan een bankier die met financieel gegraai een heel land in het verderf stort.
In dat opzicht ben ik het met Bert eens: het old-boys-network is teveel geneigd om de echt onfatsoenlijke zaken uit ‘respect’ te negeren.
Thomas von der Dunk
Leave a Reply
You must be logged in to post a comment.